Er wordt gesproken over ‘lastig gedrag’ en een matige motivatie van leerlingen. De nadruk op het schoolse leren maakt het welbevinden ondergeschikt; leerlingen zijn kwetsbaar en ze ervaren een grote psychische druk. Ludo Bennen, afdelingsleider Praktijkonderwijs, deelt hoe hij er naar kijkt.

  • Vragen we te veel van de leerlingen?
  • Is de prestatiedruk te groot?
  • Voelt de leerling zich wel veilig genoeg om tot leren te komen?

Een leerling heeft soms gewoonweg nog onvoldoende vaardigheden, kennis en positieve ervaringen kunnen opdoen. Ze weten nog niet precies wat er van hen wordt verwacht en stellen zichzelf vragen als ‘wat is de bedoeling van dit alles?’, en ‘wat vinden anderen van me?’.

De (na)druk op het schoolse presteren geldt uiteraard ook voor anderstalige leerlingen. Van ons wordt verwacht dat we ze de Nederlands taal aanleren. Maar luisterend naar deze leerlingen, is dit soms een onbezonnen opdracht. Wat zij eerst nodig hebben is een gevoel van veiligheid en welbevinden. Een leerling die zich niet veilig voelt zal moeilijk tot leren komen. Sommigen komen uit een zeer onveilige situatie en hebben een trauma wat voorliggend is. Laten we ons richten op dat wat zij nodig hebben, en dat aanbieden. Luisteren naar hun behoeften. Individuele gesprekken voeren over dingen die hen op dat moment bezighouden en de waardering geven voor wie ze zijn.

Anderstalige leerling:

“Ik vind het fijn dat ik ook mag praten met een docent. Hij luistert naar mij en wil mij helpen. Met alles. Ik hou van hem”.

Deze (cognitieve) prestatiedruk leggen wij als maatschappij onze kinderen zelf op.

Binnen onze samenleving hebben we het als we praten over het onderwijs altijd over een ‘hoger niveau’ en ‘lager niveau’ en over ‘opstromen’ en ‘afstromen’. Hoezo? Laten we daar alsjeblieft mee ophouden.

De ene leerling is niet meer of minder dan de andere! En een leerling stroomt niet af of op, maar een leerling stroomt door naar een vorm van onderwijs die op dat moment passend is voor hem of haar. Wat denk je dat deze woorden doen met het gevoel van eigenwaarde van onze leerlingen?

Onzekerheid leidt tot een matig welbevinden. Uit gedrags- en hersenwetenschappelijk onderzoek blijkt dat we onvoldoende hebben doorzien dat juist het sociale brein van de tiener zich ontwikkelt, en – letterlijk – hongert naar prikkels. De persoonlijke ontplooiing van jongeren is namelijk alleen mogelijk als ze voldoende geprikkeld worden op alle vlakken: cognitief én sociaal én emotioneel én fysiek.

Ons huidige onderwijssysteem geeft ze daartoe veel te weinig mogelijkheid omdat het eenzijdig de nadruk legt op het schools presteren. Laten wij alsjeblieft onze houding veranderen en accepteren dat de jongere nog niet alles kan weten, af en toe matige keuzes maakt en niet de juiste beslissingen neemt. Ontwikkel de sociale en niet-cognitieve functies en vaardigheden, en stel de leerling in staat om inzicht te krijgen in zichzelf en in zijn/haar eigen kunnen.