Veiligheid is niet de afwezigheid van een bedreiging, maar de aanwezigheid van een verbinding. Het is van belang dat kinderen zich verbinden met zichzelf en met anderen (volwassenen en andere kinderen), zodat ze hulp van anderen benutten, om zichzelf steviger in de wereld te zetten. Iedereen die wil dat het goed gaat met het kind, kan onderdeel uitmaken van dit netwerk.
Kinderen krijgen de ruimte om te ontdekken wie ze zijn. Het kind heeft de ruimte om zoveel mogelijk zelf te doen en zelf te ontdekken. Kijken, luisteren, nadoen en contact maken. Jonge kinderen leren door in een veilige en uitdagende omgeving mee te doen in alledaagse praktijken en interacties. Deze vorm van leren begint vanaf de geboorte en noemen we informeel leren. Kinderen leren spelend en ontdekkend. De alledaagse praktijk van het kind wordt steeds complexer: van het gezin naar de peuteropvang en naar school, van thuis naar straat en naar de buurt. Door de omgeving van het kind te vergroten, bereiden kinderen zich stap voor stap voor op hun deelname aan de samenleving.
Eigen inbreng wordt aangemoedigd. Wij praten met het kind in plaats van tegen het kind. Fysieke en emotionele veiligheid biedt het kind de ruimte om te durven ontdekken en te experimenteren.
Veiligheid ontstaat in verbinding met de ander door: echtheid, voorspelbaarheid, congruentie en relatieherstel. Doordat kinderen in de groep met andere kinderen leven, leren ze deel te zijn van een groep en daar aan bij te dragen. Ze leren zich te verplaatsen in de ander, te geven en te nemen, en om te gaan met conflicten.