In Steenwijkerland zijn 36 professionals van start gegaan met de training Waardevolle relaties en basisvertrouwen bij kinderen. Deze groep enthousiaste professionals verdiepen zich voor vijf dagen/dagdelen gedurende het jaar in het onderwerp, aan de hand van de kennis en ervaring van topexperts. Drs. Paulien Kuipers heeft een eerste aantal colleges verzorgd, waarin ze vanuit haar ervaring van haar gehele carrière rondom dit thema zal delen en vertellen en vragen zal beantwoorden. In dit artikel willen we de theoretische basis delen van wat Paulien ons heeft geleerd. Geschreven door Petra Bleijenburg
Hechting. Hechting gaat over de verbinding tussen ouders en kind en deze verbinding kan allerlei kwaliteiten hebben. Het is de kleur onder de ouder-kind relatie. Hechting kan je zien als een weefwerk. Dit weefwerk komt tot stand door interactie tussen ouders en kind. Deze weefwerken kunnen er verschillend uit komen te zien, denk aan stevig en regelmatig of juist met gaten of losse draden. Er ontstaat een patroon telkens weer. Hechting kan je voelen. Kinderen kijken de wereld rond en verwerken alle indrukken op hun eigen manier. Ook wij reageren op een kind als wij het kind zien. Reageren we op de behoefte van het kind? We moeten goed kijken en voelen hoe wij afgestemd reageren op het kind.
Sensitief en responsief reageren. Ouders veranderen door het krijgen van een baby, de relatie met de partner verandert hiermee ook, de baby voelt dit. De eerste periode na de geboorte van het kind zijn ouders hyperalert op de signalen van het kind. Deze betrokkenheid is nodig voor de verbinding met het kind. Ouders hebben het nodig om sensitief en responsief te reageren. Sensibiliteit is aanvoelen wat het kind nodig heeft, en responsiviteit is het goede antwoord hierop vinden of geven. Voorspelbaarheid is belangrijk voor het kind. Zo kan het kind inschatten wat hij kan verwachten. Hierdoor ontstaat er ontspanning en kan het kind zich richten op de eigen ontwikkeling. Het is belangrijk dat ouders beschikbaar zijn voor hun kind. Waarin ze tijd hebben en nemen om te kijken wat er gebeurt. Door de beschikbaarheid krijgt het kind de aandacht die nodig is.
Effect van een veilige hechting. Hoe kan je zien aan het kind zien dat er veilige hechtingsstijl ontwikkelt? Kinderen die een veilige band met hun ouders ontwikkelen, hebben in de basis het gevoel ertoe te doen. Hier hoort bij dat zij hulp vragen, maken gemakkelijker vriendjes, en ze doen het beter op school. Ook heeft het invloed op de gezondheid van kinderen omdat het gaat over emotieregulatie en dat geeft weer een reactie op de breinontwikkeling van het kind. Al in de zwangerschap neemt een baby reacties in zich op, hier begint de relatie. Als een kind veilig is gehecht dan heeft hij volop de ruimte om je aandacht te steken in de eigen groei. Als een kind zich zorgen maakt of alert moet zijn dan gaat de aandacht hier naar toe. Door ouders te helpen met de verbinding met het kind heeft dit gevolgen voor niet alleen deze maar ook de toekomstige generatie.
Risicofactoren. Er zijn verschillende risicofactoren waardoor de verbinding mogelijk niet veilig kan worden gemaakt. Als een ouder voldoende veerkracht heeft en of een fijne partnerrelatie dan helpt dit om een veilige band met het kind aan te gaan. Als de ouder zelf geen fijne opvoeding heeft gehad heeft dit ook invloed, zo kunnen verschillende persoonlijke factoren een rol spelen. Ook de rust of onrust in de omgeving zijn van invloed. Mogelijk zijn er door externe factoren zorgen en is er minder ruimte om er te zijn voor het kind of heeft de ouder door deze externe factoren een korter lontje.
‘Ja’ of ‘nee’. Er kan dus een blokkade zijn tussen ouder en kind waardoor er hechtingsproblemen kunnen ontstaan. Dit hoeft niet op te gaan bij dit specifieke kind . Twee woorden zijn belangrijk bij het begin van hechting. Het gaat om : ‘ja’ of ‘nee’. Voel de ouder een onvoorwaardelijk Ja! ‘Ik ga voor dit kind en voor zijn/ haar leven, ik ga voor dit kindje zorgen’. Of voelt de ouder ergens een ‘nee’. Ouders die een ‘nee’ voelen komen steeds weer met vragen en problemen. Ouders moeten hun eigen kind ‘adopteren’, ouder krijgen een kind maar het moet jouw kind worden. Zo kan een ‘nee’ toch nog een ‘ja’ worden.
Orgaantaal. Een kind communiceert met zijn lijf en dit noemen we orgaantaal. Dit hoef je niet alleen vanuit medisch oogpunt te benaderen. Voorbeelden van orgaantaal zijn benauwdheid, eczeem of diarree. Een heel klein kind draagt in zich allerlei drijfveren mee, daarom moeten we open staan voor wat er met het kind aan de hand is. Volwassenen kunnen het kind taal geven zodat het kind verder kan. Dit doen we door dingen met het kind te bespreken. Dit is het veld van de psychosomatiek. Waarbij we weten dat er een ongelooflijk verband staat tussen lichaam en geest. Bij hele kleine kinderen is dit verband heel sterk. Wat een klein kind geestelijk meemaakt wordt vertaald naar het lichaam en zij drukken dit uit in gedrag of met hun fysiek. Het is vaak zou dat ouders hun kind voor hun karretje spannen. Professionals moeten aandachtig kijken naar het kind, wat zij willen uitdrukken in het leven. Een kind is dienstbaar omdat zij afhankelijk zijn van hun ouders. Ouders moeten opletten dat ze het niet beknellen door verwachtingen te scheppen.
Hechtingstijlen. Er zijn verschillende dynamieken in de relaties tussen ouders en kinderen. Een kind heeft nabijheid en koestering maar ook uitdaging nodig. Hierin herkennen we een veilige gehechtheid wanneer kinderen met vertrouwen de wereld gaan ontdekken en troost en steun vinden bij zijn ouders wanneer het kind dit nodig heeft. Een andere stijl is de ambivalente gehechtheid. Deze ambivalente gehechtheid geeft het kind geen vertrouwen maar bescherming waardoor de ouder misschien wel onbewust het kind niet de ruimte geeft om vrijmoedig de wereld te ontdekken. Want impliciet geven ouders het kind het signaal dat de wereld onveilig is. Bij een vermijdende gehechtheidsstijl wordt zichtbaar dat een kind op ontdekking gaat terwijl hij er misschien zelf nog niet helemaal klaar voor is. De ouders laten dit gaan en het kind krijgt niet het gevoel dat hij de nodige emotionele ondersteuning bij de ouders kan krijgen. Daarom gaat het kind zelf op zoek naar veiligheid door bijvoorbeeld een muur om zich heen te bouwen. Het kind voelt zich angstig of ontwikkeld stress. In deze twee laatste stijlen zien we dat het kind een strategie ontwikkeld om om te gaan met de relatie tussen het kind en de ouders. Door deze strategie ontstaat voorspelbaarheid voor het kind. Bij de gedesoriënteerde gehechtheidsstijl ontbreekt deze strategie omdat de kinderen niet weten wat ze van hun ouders kunnen verwachten. Het kind mist de voorspelbaarheid van zijn ouders en hierdoor ontwikkelt het kind geen strategie.
Hoe wij eerder keken naar het kind. Jeugdgezondheidszorg is na de oorlog van klein duimpje volwassen geworden. De benadering was vooral vanuit het medisch model, gericht op de fysieke ontwikkeling van een kind (groeit het goed, weegt het genoeg etc). Vanaf de jaren 80 kwamen meer inzichten over de ontwikkelingsbarrières die kinderen kunnen tegenkomen. Er werd steeds meer bekend over de gevolgen van bijvoorbeeld kindermishandeling of andere ontwikkelingsbarrières. Door meer bewustzijn in de samenleving over deze barrières rees de vraag: Hoe kunnen we dit vanuit de jeugdgezondheid bekijken en voorkomen? Ouders werden soms aan een screening onderworpen waarbij eigenlijk werd gekeken of ouders ‘goed genoeg ouders’ waren voor hun kinderen. Dit heeft waarschijnlijk geleidt tot veel wantrouwen van ouders naar de jeugdgezondheidszorg. Daarna volgde een verschuiving van de focus op het fysiek naar een focus op het opvoedingsklimaat en inmiddels kijken we naar een dynamisch ouder-kind model. We kijken niet alleen naar de ouders, niet alleen naar het kind maar naar het ‘tussen’. We kijken naar de ontwikkeling van deze relatie. Het dynamisch denkmodel betekent dat het één niet staat los staat van het ander en dus de ene persoon niet los staat van de ander.
Grondhouding in je werk. Hechting is een dynamisch gegeven. Dit brengt een andere grondhouding met zich mee dan een medisch model. Hierin wordt bespreekbaar was er is, en proberen we met de dynamieken een situatie te verzetten. Het vraagt niet om een deskundige rol, maar om een medemenselijke rol. Er is geen beterweter versus een niet weter maar ‘we weten’ en dit maken we bespreekbaar. In je grondhouding gaat het erom dat je aanwezig bent om het gezin een zodanig comfortabel gevoel te geven dat ouders in staat zijn de aandacht op hun kind te richten. Je bent actief om alle signalen waar te nemen, en daar op in te kunnen gaan om de verbinding tot stand te brengen of te faciliteren. Het is belangrijk dat de hulpverlener fijnmazig kan afstemmen op wat er gebeurd, met al je aandacht ben je bij de ouders en kinderen. De rol is ondersteunend, niet adviserend. Jij bent niet deskundige in de geschiedenis van de ouder en het kind, dit zijn zij zelf. Daarom blijf je uit het oordeel en uit de triade. Het is niet fijn als de hulpverlener ‘de betere ouder’ wordt. Het gaat erom dat ouders en kinderen de weg naar elkaar weer vinden. Dit vraagt van de professional vertrouwen op de kracht en veerkracht van ouders en kinderen en het vraagt ‘op je handen zitten’. Door jou rust en ruime comfortzone kan je ondersteunen zodat de ander kan reguleren. Zorg dat je er voor de ander bent en ruimte geeft aan alles wat er mag zijn, goed uitgerust en met volle aandacht voor de relatie. De relatie is je focus en dus niet het gedrag van het kind.
Verbindingstaal. Met onze woorden geven we betekenis en context aan de wereld om ons heen. Onze woorden kleuren de werkelijkheid en daardoor bepalen we ook onze werkelijkheid. Door onze woorden beïnvloeden we de gedachten en gevoelens van de ander. Met wat je zegt bepaal je de richting van de gedachtestroom van de ander. Het begin van de verbindingstaal is dat jij er van uitgaat dat als het kind dat klachten heeft, het hierdoor wil ‘spreken’. Je hebt hoofdtaal en harttaal. Hoofdtaal gaat over alles rondom denkprocessen. Harttaal gaat over gevoelens, emoties of verlangens. Dit is een belangrijk verschil want door vragen in harttaal krijg je totaal andere antwoorden dan wanneer je vragen stelt vanuit hoofdtaal. Hechting gaat over het hart. Daarom moet er ook harttaal gesproken worden. Door jouw woorden kan je ouders en kind met elkaar verbinden. Speek in ‘jullie’ en ‘samen’, zo creëer je de relatie. Verbind in elke zin de ouders en het kind door bijvoorbeeld niet alleen te zeggen: “wat een leuke zoon”, maar “wat een leuke zoon hebt u”.
Waarachtig spreken. Waarheidspreken is het laatste aspect van verbindingstaal. Waarachtig spreken is kinderen de waarheid vertellen over zaken die hen betreffen en die te maken hebben met hun komaf en hun wortels. Woorden brengen energie over, of het kind nu slaapt of wakker is. Het is belangrijk dat te zeggen waar het moeilijk is. Datgene waarbij je bij jezelf merkt dat je er liever omheen zou gaan. Juist die moeilijke dingen moeten wel worden gezegd. Kinderen komen tot rust van de waarheid en niet door woorden als: “het komt wel goed”. Als er thema’s worden verzwegen dan heb je de taak om dit bespreekbaar te maken met de ouders en het kind.
Comfortzone. Kleine kinderen hebben een kleine comfortzone. Dit vraagt om een brede comfortzone van de ouders. Hierin is het belangrijk dat ouders emoties en stress kunnen reguleren. Als je stress ervaart is het moeilijk om open te staan voor de ander of naar de ander te luisteren. Dit vraagt om een brede comfortzone van de professional zodat je kan helpen bij het stress managen. Start met het op het gemak stellen van ouders en kinderen. Geef de ander het gevoel dat ze welkom zijn en dat erover gesproken mag worden, niets is gek of raar. Het benoemen van emoties geeft ruimte, dit helpt de ander om tot rust te komen. Geef aandacht aan de ander, maak iedereen gesprekspartner en iedereen mag zijn verhaal doen. Een smalle comfortzone bij het kind kan soms leiden tot een smalle comfortzone bij ouders. Dit is een risicofactor bij hechtingsproblemen. Het is belangrijk dat jij helpt de comfortzone breed te houden door in te gaan over dat wat de ander bezig houdt. Gebeurtenissen in de vroege start van het kind kunnen van invloed zijn op de comfortzone van de ouders.
Mentaliseren. Taal helpt om ouders en kinderen een nieuw perspectief te geven op dat wat lastig is. Metalliseren is taal geven aan dat wat er gebeurd. Je helpt de ander de wereld te verkennen. Daarom is het belangrijk om altijd ouders en het kind expliciet welkom te heten, ook een kleine baby. Het kind is een autonoom wezen, spreek de waarheid zonder oordelen. Door woorden te geven aan de situatie help je het kind om de eigen binnenwereld te verkennen. Bijvoorbeeld door woorden te geven aan emoties van het kind. Zo leren ouders en kinderen elkaar en zichzelf kennen.
Meer kan je lezen in het boek: Eerste hulp bij hechting taal voor ouders en hun jonge kind. Paulien Kuipers, 2015.